1. Historische achtergrond
De Grote of St.-Petruskerk onderscheidt zich van de overige binnenstadskerken doordat ze in het verleden de functie heeft gehad van collegiale kerk. Op 10 juni 1299 werd op verzoek van Walram de Rosse van Valkenburg, heer van Sittard, door de bisschop van Luik aan de parochiekerk van Sittard een kapittel verbonden van twaalf kanunniken.
Van de oude parochiekerk, een uit veldkeien, mergel en Romeins bouwmateriaal opgetrokken zaalkerk, zijn resten teruggevonden ten noorden en zuiden van het huidige priesterkoor. Het recht op de bij deze kerk behorende tienden (belasting in natura) en de hieraan gekoppelde bouw- en onderhoudsplicht voor het schip en dwarsschip van de kerk zijn in de twaalfde eeuw vanuit het adellijke huis van Born – vermoedelijk via de Keulse aartsbisschop Philips van Heinsberg – in handen geraakt van de kathedrale kerk van Keulen. In de eerste helft van de vijftiende eeuw worden de adellijke families Van Vlodrop en Van Brempt vermeld als bezitters van de tienden, een leen van het huis Born, en vanaf 1466 tot de Franse Tijd het Mariakapittel van Aken en de familie De Leerodt.
2. Het kapittel en zijn betekenis
Voor het kapittel werd een financiële basis gecreëerd door het inlijven van de inkomsten van de kerken van Munstergeleen, Süsterseel, Merkelbeek, Guttecoven, Broeksittard, Wehr en Sittard zelf. In de kerk bevonden zich diverse altaren, bediend door aan het kapittel verbonden rectoren, die in de aan het kapittel ondergeschikte parochies de zielzorg uitoefenden. De kanunniken droegen de verantwoording voor het koor van de Sittardse kerk, de parochie voor de zijbeuken en de stad voor de toren.
Door de stichting van het kapittel ontstond niet alleen een economisch bolwerk in de stad, maar raakten ook het onderwijs en de cultuur ter plaatse op een hoger plan. De scholaster van het kapittel had de supervisie over de Latijnse school. Door de koorgebeden onder leiding van de cantor ontwikkelde zich een rijke zang- en muziekcultuur. Het kapittel werd opgeheven in 1802. De woningen van de kanunniken lagen binnen een eigenrechtsgebied: de immuniteit of het claustrum. Hieraan herinnert nog de naam Kloosterplein.
3. Het kerkgebouw
De St.-Petruskerk zelf heeft de vorm van een gotische kruisbasiliek. De oudste delen dateren uit het eerste kwart van de vijftiende eeuw, toen een nieuw van een schijntriforium voorzien schip, dwarsschip en zijbeuken werden gebouwd. Ook de twee westelijke traveeën van het
kanunnikenkoor en de voorbij het zuidelijke dwarsschip doorlopende zuidelijke zijbeuk (nadien St.-Jozefkoor en schatkamer) schijnen uit deze fase te dateren.
Rond 1500 werd het priesterkoor vergroot met twee traveeën en afgesloten met een vijfhoekige apsis in laat-gotische stijl.
De plundering door de Franse troepen in september 1677 trof de kerk zeer. Een derde deel van het gewelf van schip en dwarsschip werd verwoest en in 1682 stortte nogmaals een derde deel in door verwaarlozing. Hierbij werden het sacramentshuis en het doksaal, waardoor het kanunnikenkoor gescheiden werd van het schip van de kerk, vernield. Het gewelf rond de viering werd in 1703-1704 hersteld door de Akense bouwmeester Laurens Mefferdatis. In 1729 werd ter vervanging van het vernielde doksaal een koorhek geplaatst tussen schip en koor. Dit koorhek werd in 1861 verwijderd, waarbij men het onderste deel ervan handhaafde als communiebank en het bovendeel gebruikte als afsluiting van de nieuwe zangtribune achter in de kerk. In 1861 werden ook de in 1677 vernielde luchtbogen boven de zijbeuken weer hersteld.
Behalve het Kloosterplein behoorde ook het noordelijke deel van het Kerkplein (destijds kerkhof) tot het kapittelgebied. Hoog in het torentje aan de noordwestzijde van het Kloosterplein bevindt zich een gevelsteen met een afbeelding van Walram de Rosse van Valkenburg. Aan de overzijde van de weg, op de hoek van de Oude Markt en het Kloosterplein is een kanunnikenwoning bewaard gebleven: ‘Der alte Thumb’. Aan het Kloosterplein vindt men ook de tot appartementen omgebouwde tiendschuur, waarin onder het hoge dak de tiendvruchten opgeslagen werden. Op de plaats van de huidige Petrusschool bevond zich in de zeventiende eeuw de woning van de scholaster. Hieraan herinnert de gevelsteen met de naam van scholaster Hermannus Clercx in een chronogram (1680). Het pand Kapittelstraat 4 (het witte huis op de foto) is eveneens een voormalige kanunnikenwoning; het plafond van het hoofdvertrek is voorzien van een heraldisch stucreliëf. Op de hoek van de Kapittelstraat en het Kerkplein ligt de vroegere Kapittelschool. (links van het witte huis) Het bij de plundering door de Fransen in september 1677 verwoeste gebouw werd herbouwd tussen 1691 en 1699. Rechts van het witte huis ligt Museum Het Domein met afdelingen voor stedelijke historie en moderne kunst.
Tot het midden van de negentiende eeuw bevonden zich twee ingangsportaaltjes aan de noordzijde. In 1861 werden deze vervangen door ingangspartijen aan de noordzijde van de toren, aan de westzijde van de zuidelijke zijbeuk en in de westwand van de toren zelf. In 1950-1955 werden de zij-ingangen gewijzigd en een nieuwe sacristie gebouwd ten noorden van het koor.
4. De toren
De toren met zijn opvallende speklagen van baksteen en mergel werd gebouwd in de tweede helft van de vijftiende eeuw en voltooid rond 1505. Op 9 augustus 1506 werd de spits door noodweer beschadigd en direct hierna hersteld. Op 27 maart 1606 waaide de torenspits af en in 1677 leed de toren grote schade bij de stadsplundering. In 1686-1687 bekroonde meester Adam Wynants uit Aken de toren met een opvallende barokke spits.
Op 11 juni 1857 werd de barokke spits door de bliksem getroffen en brandde af. Pierre Cuypers zorgde in 1861 (chronogram boven het nieuwe westportaal) voor een bekroning in de vorm van een gaanderij omgeven door vier hoektorens. Op deze hoogste geleding kon Cuypers in 1875 een hoge van dakkapellen voorziene spits plaatsen (80 meter hoog). De toren werd grondig gerestaureerd in 1985 en kreeg een beiaard in 1988.
5. Kerkplein zuid
De patroonheilige van de kerk, “St.-Petrus Stoel van Antiochië”, vindt men aan de zuidzijde van de toren. Het zandstenen beeldje van de zittende apostel dateert uit de dertiende of veertiende eeuw. Niet ver van dit beeldje ziet men het attribuut van Petrus: de haan. Op het Kerkplein ten zuiden van de kerk bevindt zich een stenen kopie van O.L. Vrouw Behoudenis der Kranken, in 1899 vervaardigd door het atelier Kastelijn en Kühnen. Het originele beeldje vindt men in het Mariakoor. Tegen de zijmuur van de kerk werd in 1835 bij gelegenheid van een volksmissie door redemptoristen een missiekruis geplaatst, dat in 1910 werd vervangen door het huidige kruis.
6. Rondgang door de kerk
a. onder de toren
Na het binnengaan van de kerk en het betreden van de ruimte onder de toren ziet men in de westwand een in 1989 ter ere van deken B.G.Chr. Janssen aangebracht raam met symboliek betreffende de kerk.
Aan weerszijden bevinden zich grafstenen, die men naar de ruimte onder de toren heeft verplaatst: van burgemeester Peter Bex (1614) en zijn vrouw Sibilia van de Wier (1619), van Deodorus Behr de Lahr (1592) en van Anna Catharina van den D… (1735) en haar beide echtgenoten. Het beeld van Bernardus bevond zich vroeger op een altaar tussen het priesterkoor en de St.-Jozefkoor. Vanaf 1818 tot circa 1960 werd Bernardus in Sittard vereerd als beschermer tegen lamheid, jicht en hartkwalen.
b. zuidelijke zijbeuk
Wanneer wij de zuidelijke zijbeuk volgen vinden wij een kopie van het Petrusbeeld in de St.-Pieter in Rome (1895) en een plaquette die herinnert aan het bezoek van de latere Paus Pius XII aan de Sittardse kerk in 1927. De kruiswegstaties stammen van het atelier Kastelijn en Kühnen (1898). De biechtstoelen in de zijbeuken dateren van rond 1750.
c. zuidelijk transept
In de zuidwand van het zuidelijk transept bevindt zich het raam van Johannes Nepomucenus, in 1888 geschonken door deken Linders. Een aan de heilige gewijde broederschap bestond in Sittard vanaf 1745. In de oostwand werd in 1916 bij het priesterjubileum van deken Canoy een raam aangebracht (Ferdinandus, kruisgroep, Mechtildis, Vincentius a Paolo, Theodorus, Nicolaas, Joseph). De schilderijen (genezende Petrus en bevrijding van Petrus) zijn van Jean Latour (1719- 1782) en komen uit de Luikse kerk St.-Pierre. De biechtstoel, bekroond met de lijdenssymbolen, werd in 1774 vervaardigd in Maastricht. Het beeld van Maria uit de Apocalyps dateert van de achttiende eeuw, het Petrusbeeld van het eind van de negentiende eeuw.
d. het Jozefkoor
Voor de ingang van het Jozefkoor ligt een grafsteen voor Frans Wilm Dolmans (1753), de tiendpachter van het Akens Mariakapittel. Tot 1669 was er een open verbinding tussen dit koor en het hoogkoor. Het barokke altaar uit 1776 werd rond 1960 in dit koor geplaatst; het Jozefbeeld dateert van het einde van de negentiende eeuw. Afgezien van een raam met de H.Familie ziet men in dit koor een schilderij van de doop van Christus (eerste helft achttiende eeuw), een beeld van St.-Rosa (circa 1900), een grafchristus uit de veertiende eeuw, die vroeger als corpus van een triomfkruis heeft gediend, en een reliekenkist uit 1866 met onder meer relikwieën van in de Franse Tijd opgeheven kloosters en kapittels.
e. de schatkamer
Achter het Jozefkoor ligt de schatkamer. waarin vooral de reliekschrijn van de vierde-eeuwse martelaar Eugenius in het oog springt. De uit de Callistuscatacombe in Rome afkomstige relikwieën (onder meer resten van bloed en martelarenpalm) raakten in 1662 in het bezit van het Sittardse kapittel.
Behalve relieken is er in de schatkamer een expositie van liturgische gewaden, vaatwerk en gebruiksvoorwerpen.
f. het priesterkoor
Wanneer men van het Jozefkoor naar het priesterkoor gaat, passeert men de communiebank (het benedendeel van de koorafscheiding uit 1729) en het hardstenen altaar uit 1965 van Piet Killaars met voorstellingen van de natuur die God prijst (Daniël 3, 52-91).
Van groot belang zijn de koorbanken uit het begin van de vijftiende eeuw. De krulversieringen afgewisseld met fantasiewezens zijn authentiek; dit geldt ook voor vele misericordes onder de zetels. Verdwenen misericordes werden rond 1960 door de kunstenaar Frans Timmermans vervangen door nieuwe met eigentijdse motieven zoals het ruimtehondje Laika of een meisje met een hoepel (hoelahoep).
Verklaring van de symboliek in het raam onder de toren.
In het midden boven, bevindt zich een symbolische zonne-as, de denkbeeldige lijn waarop de kerk gebouwd is. Links van boven naar beneden: pijnappel en kruis (Luik), het kapittelkruis, het Sittardse stadswapen, de rode leeuw van Valkenburg; rechts: de adelaar van Aken, de S met globe (Salvator Mundi, patronaat van Susteren, het centrum van de kerstening in deze regio), het Sittardse gemeentewapen, de zwarte leeuw van het hertogdom Gulik. Rechts en links zijn symbolen van ingelijfde kerken aangebracht: het zwaard van Pancratius (Munstergeleen), drie gouden ballen van Nicolaas (Guttecoven), de Morgenster van Maria (Broeksittard) en het anker van Clemens (Merkelbeek). Links en rechts beneden staat de opdracht.
Op de benedenzijde van de wangen zijn profeten afgebeeld. De bovenzijde toont aan de zuidzijde de boodschap van de engel aan Maria en aan de noordzijde de kroning van Maria.
Op het priesterkoor ziet men schilderijen van Jean Latour en Henri Deprez (1729-1797) uit de voormalige kerk van St.- Pierre te Luik. Aan de zuidzijde vanaf de kerk: Petrus’ eerste preek na het Pinksterfeest, Petrus in Jeruzalem, Petrus’ visioen te Joppe; aan de noordzijde: Petrus geneest een lamme, afscheid van Petrus en Paulus; daarnaast hangt een kruisdragende Christus van circa 1700.
De tombe van het hoofdaltaar dateert van rond 1400. De retabel werd in 1893 vervaardigd door J.W. Ramakers uit Geleen naar ontwerp van architect Johannes Kayser. Tussen Petrus en Paulus op de hoeken ziet men: de mannaregen, de bruiloft te Kana, de wonderbare broodvermenigvuldiging en het laatste avondmaal. In de medaillons zijn profeten afgebeeld. Het middelste raam op het koor, in 1861 vervaardigd door Dideron te Parijs, toont Jezus en Adam en Maria en Eva. De aangrenzende ramen werden gemaakt door Frans Nicolas te Roermond, links: Paulus en Johannes de Doper, rechts Jozef en Petrus. De ramen aan de buitenzijden dateren van 1888 en tonen links Hubertus en rechts de doop van Christus.
g. het Mariakoor
Links van het priesterkoor ligt het Mariakoor. Het altaar van A. Martin werd in 1879 geschonken door J.C. Warblings, vicaris-generaal van Luik, en toont op de vleugels de geboorte van Christus in Bethlehem en de aanbidding van de koningen, daartussen musicerende engelen met in het midden: het visioen van Jesse (Isaï) met de stamboom van Christus. In de boom bevindt zich het genadebeeldje van Onze Lieve Vrouw Behoudenis der Kranken. Dit kleine beeldje van Nôtre Dame de Foy werd in 1649 vanuit Brugge naar Sittard gebracht door de zusters dominicanessen. Het bevond zich in hun klooster St.-Agnetenberg aan de Plakstraat tot 1804, toen het naar de Petruskerk werd overgebracht. Zie ook blz. 34. De gesloten vleugels van het altaar tonen de boodschap van de engel aan Maria. Het raam met een afbeelding van de kroning van Maria dateert van 1862.
Tegen de noordwand van dit koor staat de grafsteen van Eva van Boetberg (1602) en aan de overzijde hangt het hierbij behorende epitaaf. De overledene knielt bij een albasten crucifix; terzijde staan Maria met Kind en Petrus; in het tympanon ziet men God de Vader en naast de tekst de ouderlijke kwartierwapens van Eva van Boetberg. Een gedenkplaat herinnert aan Franciscus Agricola, pastoor van Sittard 1581 – 1621, die 48 boeken op zijn naam heeft staan. Boven het altaar hangt een zestiende-eeuwse kruisgroep.
De patroon van de kerk:
St.-Petrus Stoel in Antiochië
h. het noordelijk transept
In het noordtransept bevindt zich een raam met afbeeldingen van Bernardus, Antonius van Padua en de overhandiging van het scapulier aan Simon Stock. De schilderijen tonen: de opvoeding van Maria door moeder Anna (18e eeuw) en de schepping van het hemelgewelf (17e eeuw).
Tussen de beelden van Johannes Nepomucenus (18e eeuw) en Franciscus (circa 1900) staat een biechtstoel uit 1774. Rechts ervan is een koperen epitaaf aangebracht voor kanunnik Rolandus Thienen (1616): de enige afbeelding van een Sittardse kanunnik, gemaakt door de Maaseiker edelsmid Fredericus Malders in 1617. Het wijwatervat aan de eerste pilaar herinnert eraan, dat hier vroeger een ingang was.
i . het middenschip
Wanneer men vanuit het transept naar het middenschip gaat, kan men het triomfkruis goed zien, dat mogelijk uit het atelier van de Meester van Elsloo stamt (rond 1500). In de vierpassen ziet men de symbolen van de vier evangelisten en Franse lelies (gotische fleurons). Het kruis zou door een Franse legerleider geschonken zijn rond 1750. Van hieruit heeft men ook goed zicht op de orgeltribune: de balustrade stamt van het vroegere koorhek uit 1729. Het raam tussen de twee orgeldelen toont Lambertus, Matthias en Gregorius. De preekstoel, bekroond door een beeld van de H.Michaël, werd zoals de biechtstoelen van het transept in 1774 in Maastricht vervaardigd.
j. uitgang noordwestzijde
Wanneer men de kerk aan de noordwestzijde verlaat, ziet men rechts het altaartje van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand, boven de toegangsdeuren een schilderij van Latour, voorstellende de Kruisiging van Petrus, en aan de linkerhand een hardstenen wijwaterbak van rond
1500. In het portaal staat een Petrusbeeld van mergel van P.Cuypers, dat zich tot de jaren vijftig boven de zuidingang bevond.
Samenstelling en teksten©: Hub Geurts, Guus Janssen, Math. Vleeshouwers. Fotografie: Frans van Binsbergen, Seph Castro
Voor een recente (2017) fotopresentatie: klik hier.