1. Inleiding
Omdat rond 1620 een aanzienlijk deel van de Sittardse bevolking protestant was, verzochten de Gulikse hertog en het kapittel van de collegiale kerk de dominicanen in Maastricht om ter bestrijding van de reformatie, in Sittard een dependance te stichten.
Voor dat doel kregen enkele paters dominicanen in 1626 een adellijk refugiehuis in de Plakstraat en de kapel van het St.-Catharinagasthuis op de Markt toegewezen.
Na de Staatse bezetting door Frederik Hendrik als gevolg van de tocht langs de Maas in 1632, betrokken de dominicanen op St.-Michielsdag (29 september) van dat jaar het gehele gasthuis als klooster.
Tussen 1652 en 1669 bouwden de dominicanen op de plaats van het gasthuis een nieuw klooster en de huidige Michielskerk.
2. De voorgevel
Van de drie horizontale geledingen heeft de onderste nog duidelijke renaissance-kenmerken. Het centrale deel, de ingang, krijgt het meeste accent. Deze ingang wordt omlijst door een klassiek tempelfront, waarin het horizontale overheerst. Rechts en links werden in de muurvlakken door natuursteen omlijste ronde blinde vensters aangebracht, waarin waarschijnlijk ooit reliëfs gepland waren. Renaissance-stijl, met vier omhoog strevende Toscaanse pilasters op stevige basementen, die vanaf de tweede geleding op weg was naar een voorzichtige barok. De protestanten preekten tegen het uiterlijk vertoon in hun kerken. De Contra-reformatie daarentegen maakte dankbaar gebruik van de beeldende kunsten om de triomf van het katholicisme uit te drukken. De tweede en derde geleding hebben de kenmerken van de Zuid-Nederlandse barok. Op de tweede geleding staan vier Ionische pilasters, die het centrale raam en twee nissen omvatten. Elke nis heeft een schelpvormige achterwand en wordt bekroond door een korfvormig motief. In de linker nis staat een beeld van de H.Ignatius, stichter van de Jezuïeten, rechts staat het beeld van de H.Rosa, patrones van Sittard. Deze beelden zijn in later tijd geplaatst door de jezuïeten, toen zij kerk en klooster hadden overgenomen.
In de bovenste geleding plaatsten de dominicanen, omlijst door twee composiet pilasters, hun “visitekaartje”. Een reliëf met de typisch katholieke ideeën, die aan de bedoelingen van de paters ten grondslag lagen. Maria schenkt aan Dominicus de rozenkrans. Daarmee gaven ze te kennen, dat de devotie tot de H.Maagd hoog in hun vaandel stond en dat zij deze devotie, het bidden van de rozenkrans zouden propageren. Aan de voet van het reliëf ligt een hondje met een brandende fakkel in zijn bek, het bekende symbool van de “dominicanes”, de honden van de Heer, die het katholieke geloof als een lichtende fakkel zouden verbreiden.
De gevel eindigt in de klassieke eenvoud: een fronton, dat een kruis draagt.
Het leeuwtje rechts van de ingang herinnert aan een gebeurtenis uit 1938.
Tijdens de drukke hoogmis voor de St.-Rosaprocessie, ontsnapte een circusleeuw en liep de kerk in tot voor aan het altaar. Grote schrik!
De dompteur haalde de leeuw weer uit de kerk en alle kerkgangers konden de gebeurtenis navertellen.
3. Het interieur
De eenbeukige kloosterkerk werd gebouwd als vierde vleugel van een carré rond de pandhof. De nadruk ligt op het altaar (viering van het sacrament) en de preekstoel (verkondiging van het woord).
Hoofdaltaar van de St.-Michielskerk.a. Het hoofdaltaar
In de kerk wordt de beeldende kunst in dienst gesteld van de katholieke reformatie.
De onverbiddelijke blikvanger is het imposante hoofdaltaar. Geen eenvoudige offertafel, maar een barokke altaaropstand, zoals er in ons land uit die tijd waarschijnlijk nauwelijks een tweede te vinden is. Vier composietzuilen dragen op een rondboog het “centrum van de hemel”. Onder een grote, door engeltjes gedragen kroon, troont de heilige Drie-eenheid: God de Vader als de wijze baardige koning, die het al overziet. De Zoon, als het Lam Gods, dat rust op het boek met de zeven zegels (Apocalyps 5). De Geest als een duif tegen de onderkant van de kroon. Twee (dominicaanse) heiligen zijn in hun nabijheid, rechts de H.Rosa met het anker van de hoop en links de H.Catharina van Siena met het kruis van het geloof. Tussen de vier composietzuilen staat een dynamische Michael, die strijdend het kwaad verslaat. De altaaropstand is gemaakt van marmerstuc (scagliola) een techniek, die bij barokkunstwerken vaak werd toegepast om het geheel het aanzien van echt marmer te geven.
b. de preekstoel
De preekstoel wordt gedragen door een zogenaamde fides, een vrouwenfiguur met een kruis, symbool van geloof. Op de kuip staan afbeeldingen van de Zaligmaker en enkele kerkvaders. Op het door engelen geschraagde klankbord bevindt zich hetzelfde wapenschild als tegen het tochtportaal uit 1709.
c. De lambrisering
De kerk heeft van achter tot voor een lambrisering (boiserie) in renaissancestijl, zo fraai gestoken en rijk versierd met dominicaanse heiligen, dat het vrijwel ondoenlijk is al deze panelen te bespreken. Aan de rechterzijde, geornamenteerd met bloem- en vruchtmotieven, bevinden zich afbeeldingen van mannelijke heiligen met de attributen waaraan zij herkend worden. Links zijn de vrouwelijke heiligen afge-beeld, ook hier afwisselend met bloem- en vruchtmotieven.
In de kroonlijst zijn aan beide zijden een honderdtal planten afgebeeld. De planten zijn voornamelijk afkomstig uit Zuid-Europa en Zuid-Amerika en hebben alle een symbolische betekenis.
Vanaf de zevende travee gaat de lambrisering van renaissance- over in barokstijl. De horizontale kroonlijst is niet meer zo nadrukkelijk aanwezig en in plaats van heiligenbeelden hebben de panelen cartouches. Hier stond het koorgestoelte van de dominicanen, voordat het naar Engeland (?) werd verkocht, van de rest van de kerk afgescheiden door een koorhek, dat eveneens in de vorige eeuw is verdwenen.
d. kerkmeubilair
De communiebank rijk gesneden met o.a. het Lam Gods en voorstellingen, die betrekking hebben op de eucharistie.
De koperen luchter boven het middenpad draagt in het bovenste deel een klassiek motief, Jupiter met bliksemschicht, gezeten op een adelaar.
Het orgel, in 1782 gebouwd door Ludwig König, werd omstreeks 1920 door de firma Klais uit Bonn omgebouwd tot zijn huidige vorm.
e. schilderijen
De olieverfschilderijen in de kerk zijn getuigenissen van de dominicaanse devotie tot de H.Maagd. Op een schilderij worden in een krans de geheimen van de rozenkrans (gebeurtenissen uit het leven van Jezus), afgebeeld.
f. stucwerk
De kruisgang, die nog in gebruik is door het belendende instituut, is voorzien van gestucte plafonddecoraties. Ook onder het oksaal van de kerk is dergelijk stucwerk te vinden.
g. glas-in-lood
De ramen stammen uit de jaren 1893-1894. Ze zijn uit het atelier van Nicolas uit Roermond en geplaatst door de Duitse jezuïeten. Met respect voor hun voorgangers, de dominicanen, werden de H.Rosa en de H. Dominicus en uiteraard ook de patroon van de kerk, de H.Michaël, afgebeeld. Op de overige ramen staan jezuïeten. (Aloysius, Stanislaus Kostka, Joannis Berchmans, Ignatius en Franciscus Xaverius).
3. Het Dominicanenklooster
a. de grote stadsbrand van 1677
In 1677 bleef de nauwelijks tien jaar oude Michielskerk gespaard toen de Fransen de stad bijna helemaal platbrandden. Volgens de overlevering bleven kerk en klooster gespaard omdat de paters de bevelvoerende Franse generaal een zangvogel, die een Frans liedje kon fluiten, hebben geschonken.
Waarschijnlijker is, dat de dominicanen, die veelal uit gegoede families kwamen, bij de Franse legerleiding hun invloed hebben aangewend om de kerk te sparen.
b. Het Collegium Albertinum
De Latijnse school van de dominicanen, het Collegium Albertinum, genoot een grote faam. Van heinde en verre bezochten leerlingen deze school. Ongeveer 200 externe leerlingen woonden bij burgers in de stad. Voor een aantal Sittardenaren was dat een onmisbare bron van inkomsten.
c. Opnieuw een Franse bezetting
In 1794 werd Sittard bezet door een Frans revolutionair leger. Omdat de dominicanen in 1797 weigerden de eed op de nieuwe Franse grondwet af te leggen, werden ze met achterlating van hun bezittingen op transport gesteld tot buiten het door de Fransen bezette gebied.
In 1799 volgde de openbare verkoop van het kloostercomplex. Gegoede Sittardenaren kochten een groot deel van de inventaris, om deze later, bij terugkeer van de dominicanen, weer terug kunnen geven.
Na het concordaat van de paus en keizer Napoleon in 1802, werd de kerk weer opengesteld. Het klooster werd in 1806 overgedragen aan de stad, die er allerlei diensten in vestigde.
d. Nederlands – Belgisch – Nederlands
In 1815 bezocht Koning Willem I Sittard. Vergeefs riepen de Sittardenaren zijn hulp in om het Collegium Albertinum te herstellen.
Sittard besloot in 1830 mee te doen aan de Belgische opstand vanwege de beloofde vrijheid van godsdienst en onderwijs
In 1831 begon Andreas Kallen met enkele medewerkers een particuliere gymnasiumopleiding.
Toen in 1839 bij traktaat van Londen Sittard weer aan Nederland werd toegewezen, vertrok Kallen.
e. De jezuïeten
De Nederlandse jezuïeten namen in 1851 de Michielskerk en het zwaar gehavende klooster over. In de voormalige Latijnse school vestigden zij het Aloysius-gymnasium. Ook dit onderwijsinstituut genoot weldra grote faam en trok studenten uit alle windstreken.
De Nederlandse jezuïeten verhuisden in 1900 naar Nijmegen. Duitse jezuïeten namen kerk en klooster over. Als gevolg van o.a. de verdrijving van de jezuïeten (de zg.”Kulturkampf”) uit Duitsland, hebben hier veel Duitse studenten gymnasiaal onderwijs gevolgd.
f. Tenslotte
In 1922 vestigden zich Nederlandse franciscanen in het klooster. Het gebouw werd toen genoemd naar de Spaanse heilige, Franciscus Solanus, die rond 1600 in Peru als missionaris werkzaam was. Aan hem herinnert de zg. Cour Solanus, die – bereikbaar via het Kerkpad – achter de kerk ligt.
In 1945, na het vertrek van de franciscanen, werd het klooster gezellenhuis voor mijnwerkers.
Diverse onderwijsinstellingen voor hoger beroepsonderwijs namen vanaf 1966 hun intrek in het gebouw.
Samenstelling en teksten©: Hub Geurts, Guus Janssen, Math. Vleeshouwers. Fotografie: Frans van Binsbergen, Seph Castro
Voor een recente (2017) fotopresentatie: klik hier.