De stichting van het klooster
Mede om het protestantisme te bestrijden, waren in 1649 vanuit het klooster Engelendael in Brugge drie zusters dominicanessen in Sittard aangekomen met de opdracht er een klooster te stichten. Het waren moeder overste Maria Sibylla Bronckhorst, oorspronkelijk uit Kampen (was gehuwd geweest met een patriciër uit Zwolle), haar helpster de Antwerpse zuster Ida Crokx en een novice Willemken van Limet, afkomstig uit Waalwijk, die als eerste lekenzuster te Sittard met het habijt der orde bekleed werd.
Zij namen hun intrek in twee middeleeuwse gebouwen: de Voogdij en Dobbelsteinporte. De Voogdij was het huis van de stadsvoogd, een functionaris van de hertog van Gulik. Dobbelsteinporte was het refugiehuis (toevluchtshuis binnen de stadsmuren) van de gelijknamige
adellijke familie.
De zusters noemden hun nieuwe klooster “St.-Agnetenberg” naar de patrones de H.Agnes de Montepulciano, dezelfde naam als het Zwolse klooster, waaraan moeder Bronckhorst dierbare herinneringen had.
De zusters dominicanessen bouwden rond de pandhof het klooster in carré-vorm. Op de binnenwand van de pandhof is in muurankers het jaartal 1662 aangebracht. De kloosterkerk werd als laatste van de vier zijden in 1699 gebouwd.
Het rampjaar 1677
In de tussentijd kwam over stad en klooster groot onheil. De Franse legers veroverden Sittard en staken in 1677 de stad in brand. Omdat het gerucht ging, dat in het klooster kostbaarheden verborgen waren, werd het door de Fransen geplunderd en grondig verwoest.
Opnieuw onheil door de Fransen
Ruim honderd jaar later brachten de Fransen weer onheil over het klooster. Omdat de zusters weigerden de eed op de nieuwe Franse grondwet af te leggen, werd St.-Agnetenberg in 1801 gesloten. De zusters moesten hun habijt afleggen en in de burgerwereld terugkeren. De meesten bleven ook als privé-persoon een religieus leven leiden. Er werd een nauwkeurige inventaris opgemaakt. Pastoor Page uit Limbricht verwierf het orgel. Andere zaken werden door gegoede burgers van de stad gekocht om ze later weer terug te kunnen geven.
In 1803 werd het klooster met medewerking van de Franse prefect door het Armbestuur gekocht om er behoeftigen te herbergen. In 1831 werden er de stadsschool en een onderwijzersgezin gevestigd.
Een nieuwe kloosterorde
Omdat er grote behoefte was aan een centraal wees-, zieken- en armenhuis, kwamen in 1857 zeven zusters uit Maastricht om de armenzorg op zich te nemen. Er werd een nieuwe congregatie gesticht: Liefdezusters van het Kostbaar Bloed.
In 1859 hielden de Zusters zondagsschool waar oudere meisjes leerden lezen en schrijven.
De zusters van het “Kostbaar Bloed”, die grote activiteiten hebben ontplooid op gebied van onderwijs en missie, bewonen nog steeds het klooster.
Interieur kloosterkerk
De kerk van de dominicanessen lijkt op de Michielskerk, de kerk van de dominicanen. In beide kerken staan altaren met een hoge retabel, een preekstoel en een lambrisering met houtsnijwerk. De kerk van de dominicanessen is echter ingetogener en soberder. De stijl zou men régence kunnen noemen, een kunststroming na de barok.
Op de lambrisering staan zes beelden van heiligen. Rechts drie mannelijke heiligen, links drie vrouwelijke.
Rechts: Hyacinthus, dominicaan, met monstrans en Mariabeeld die hij volgens de legende uit een brand redde. Dominicus met boek en kruis. (Verkondiging van het evangelie en strijd tegen ketterij). Antonius van Padua, een populaire heilige (franciscaan).
Links: drie dominicanessen, Rosa van Lima, patrones van Sittard, met het kind Jezus in een bloemboeket. Catharina van Siëna met doornenkroon, die zij volgens de legende verkoos boven een koningskroon. Agnes van Montepulciano, patrones van de kerk. Naar haar werd het kloostercomplex St.- Agnetenberg genoemd.
Het beeld van St.-Jozef is eveneens 18e-eeuws. De beelden op de overige altaren zijn in dezelfde stijl gemaakt door de kunstenaar Valentin uit Offenburg (Zuid-Duitsland). Hij maakte ook de kruiswegstaties achter in de kerk.
Het wonderbeeldje “Behoudenis der kranken”
Toen de eerste dominicanessen van Brugge naar Sittard trokken, brachten zij een klein houten Maria-beeldje mee. Maria draagt op haar rechterarm het kind Jezus, dat in zijn hand de wereldbol houdt. Van het beeldje werd verteld, dat het de redding was van de dominicanessen in het Sittardse Rampjaar 1677. Toen dat bekend was, kwamen van heinde en ver pelgrims, zelfs hele processies, vooral ‘s zaterdags en op feestdagen. Dan kon de kloosterkerk de devote toeloop vaak niet bevatten. De bisschop van Luik verleende aflaten.
Diverse genezingen van zieken, “Behoudenis der kranken” blinden en kreupelen zijn in het memorieboek van St.-Agnetenberg opgetekend. Zo ontstond de eretitel: “Behoudenis der kranken”.
Beeltenis van Maria Behoudenis der Kranken.
Toen de zusters in de Franse tijd (1801) het klooster hadden moeten verlaten, bleef het beeldje in de kloosterkerk achter. Om de zaterdagse devotie weer te herstellen, bracht de pastoor van de Grote Kerk het beeldje naar zijn kerk over. Er wordt verteld, dat het de volgende dag weer op zijn oude plaats, in de kerk van St.-Agnetenberg stond. Dit werd als een teken beschouwd. Een grootse plechtigheid werd georganiseerd en in een plechtige processie, waaraan heel Sittard deelnam, werd het beeldje naar de Grote Kerk gebracht. Het beeldje, 19 cm hoog, staat in een glazen koker op het Maria-altaar van de Grote of St.-Petruskerk.
Samenstelling en teksten©: Hub Geurts, Guus Janssen, Math. Vleeshouwers. Fotografie: Frans van Binsbergen, Seph Castro